Regenten

 

Raep, die ongetrouwd en kinderloos was, benoemde in zijn testament uit 1659, zijn zuster Anneken en haar schoonzoon Frederik Symonsz. van Huysen tot administrateurs van het hof. De langstlevende van hen diende een nieuwe persoon aan te stellen om zorg te dragen dat het hofje tot in eeuwigheid zou bestaan. Zo kwam het bestuur eerst terecht bij schoonzonen van Anneken, Michiel van Amelant en Willem Kennemer, en daarna bij haar kleindochter, Anna van Erffrenten.

Bruyningh wijnhandelaren

Anna van Erffrenten trouwde Anthony Bruyningh, telg van een Amsterdamse wijnkopersfamilie. Samen met Cornelis van Huysen, zoon van Frederik van Huysen, voerde Anthony het regentschap tot aan zijn dood in 1709. Zijn opvolgers waren twee van zijn zonen, François en Michiel. Michiel zette als rijnwijnkoper de wijnhandel van de familie Bruyningh voort. Verder was hij mede-eigenaar van de brouwerij ‘De Hooijberg’, de voorganger van de Heineken brouwerij. In 1720, na het overlijden van Cornelis van Huysen, werden de twee broers bijgestaan in hun bestuurstaken door Adriaan van Huysen, de zoon van Cornelis van Huysen. Tot aan de dood van François in 1765 bestuurden zij met z’n drieën het hofje.

Michiel werd opgevolgd door Martinus van Barneveldt. Deze laatste was getrouwd met een zuster van François en Michiel, Geertruyda. Hij was de zoon van de burgemeester van Gorinchem, de functie die hij later zelf ook zou bekleden. In 1774 aanvaardde de zoon van Michiel, Anthony, de verantwoordelijkheid over het hofje. Anthony was gehuwd met Catharina Heshuysen (een voorouder van de Heshuysens die later het bestuur van het hofje op zich zullen nemen). Zoon Anthony jr. nam het regentschap van het hof over toen zijn vader in 1786 overleed. Tevens zette hij de wijnkoperij voort en was hij schepen van Amsterdam.

Na zijn dood in 1805 namen zijn ongehuwde zusters Louise en Geertruijd het bestuur over. Omdat zij verder geen levende broers of zusters meer hadden, lieten de zusters vastleggen dat na hun overlijden het hofje onder beschikking moest komen van hun nichtje Catharina Hooft, dochter van hun zusje Catharina Bruyningh en Gerrit Hooft.

Bijna twee eeuwen Heshuysen

Na het uitsterven van de laatste Bruyningh in 1835 kwam het hofje onder de hoede van de familie Heshuysen. Gerrit, zoon van Catharina Hooft en echtgenoot Adolf Jan Heshuysen, nam na het overlijden van zijn vader in 1858 de zorg over het hofje van hem over. Na Gerrit’s overlijden in 1890 namen zijn weduwe, Emilie Gerlings, en oudste zoon, Adolf Jan, de honneurs waar. Moeder en zoon overleden kort na elkaar.

Herman Jacques Heshuysen, tweede zoon van Emilie en Gerrit, werd in 1903 benoemd tot regent van het hofje. Hij was degene die tussen 1903 en 1906 een van de woninkjes van het hof veranderde in een 17e eeuwse regentenkamer. Na zijn dood in 1921 werden zijn zwagers Adriaan Fontein en François van der Duyn regent. In 1941 ging het regentschap over naar Gerrit Heshuysen, zoon van Adolf Jan Heshuysen, en naar Jan Nysingh, echtgenoot van Gerrit’s zuster Maria Elisabeth Heshuysen. Na het overlijden van Jan Nysingh werd Dolf Heshuysen, zoon van Gerrit, in 1947 mederegent.

Familie Zoetmulder

Vanaf 1981 zorgde Dolf samen met zijn jongere broer Floris voor het hof. Deze twee laatste mannelijke Heshuysens hadden geen kinderen en daarom benaderde Floris, na het overlijden van zijn broer, zijn nichtje Tineke Zoetmulder – Nysingh en haar dochter, Mariëtte Zoetmulder. Zij traden, samen met Frans Grobbe, in 1989 toe tot het stichtingsbestuur. In 1998 volgde Frans Zoetmulder, zoon van Tineke, Floris op en nam Mariëtte de voorzitterstaken van Tineke over. In datzelfde jaar trad Dick van Werven, aangetrouwde familie, aan als bouwheer en Mariëlle Gielink als secretaris. De functie van Dick stopte in 2008. In 2018 nam Menko Menalda, zwager van de voorzitter, de rol van secretaris op zich.